De geschiedenis van Herxen
buren aan de IJssel
Op deze plaats wil ik proberen om een stukje geschiedenis van Herxen in kaart te brengen. Het gaat daarbij niet alleen om de geschiedenis van eeuwen geleden, maar ook om hetgeen er in de vorige eeuw is gebeurd.
Het zou mooi zijn als de verhalen die nu alleen nog in de hoofden van de Herxernaren en oud-Herxernaren zitten, op deze plek zouden kunnen worden vastgelegd.
Ook oude foto’s, prenten e.d. zouden hier een plaatsje kunnen krijgen.
Wie een bijdrage wil leveren kan contact met mij opnemen.
Vr. gr. Wim Dekker.
Naar aanleiding van een oproep in de “Vrijwilligersbank” op deze site, heeft de heer Freerk Kunst, secretaris van de Historische Vereniging in Wijhe contact met mij opgenomen. Hij nodigde me uit om langs te komen in de oudheidkamer in Wijhe, zodat hij me wat foto’s en ander materiaal zou kunnen laten zien. We hebben wat spullen bekeken en ik ben met een artikel van J.G.J. van Booma naar huis gegaan.
De heer Van Booma was hoofd van de school in Herxen van 1963 tot 1967. Toen 1968 het nieuwe gebouw voor de Openbare Lagere School in Herxen gereed kwam, heeft hij het artikel “Van Haarkesheim tot Herxen?” geschreven. Dat artikel heb ik nu op de site geplaatst. U kunt er middels onderstaande link naar toe. Bedenk wel dat het in 1968! is geschreven en niet is aangepast aan de huidige situatie.
Bij deze bedank ik de Historische Vereniging Wijhe, en in het bijzonder de heer Freerk Kunst, voor de medewerking en het ter beschikking stellen van de gegevens.
Wilt u meer weten over de geschiedenis van Wijhe en omliggende buurtschappen, breng dan ook eens een bezoek aan de oudheidkamer, Kerkstraat 34 te Wijhe.
Rijdend door de prachtige IJsselstreek van Zwolle naar Wijhe passeert men onder andere de buurtschappen Harkulo en Herksen of Herxen. De overeenkomsten in het eerste deel dezer beide namen heeft mij altijd gefrappeerd, vooral als wij uitgaan van de vroegere schrijfwijze Harksen of Harkxen zoals wij die in de volksuitspraak nog tegenkomen en in vroeger eeuwen ook in de geschreven bronnen, b.v. in het doopboek der Hervormde gemeente van Windesheim, waar we op het jaar 1792 lezen:
“Den 12 augustus is gebooren en ook gedoopt Albert, zoon van Lubbert Janszen en Aaltje Hendriks, ehelieden in Harksen. Getuige Janna Hendriks meede in Harxen”.
In één doopinschrijving dus twee verschillende spellingen. De oorspronkelijke vorm van de naam Herxen, meen ik voorzichtig terug te moeten leiden tot de hypothetische vorm Haarkesheim, welke vorm zou zijn ineengeschrommeld via Haarkesum, Haarksum en Harksen tot het huidige Herksen of Herxen. Daarbij wijs ik dan op het analoge geval, dat zich voordeed met de naam Windesheim. Deze plaats wordt door de volksmond aangeduid als Winsum. In het Groningerland komt ook een plaatsnaam Winsum voor, welke zeker van de oorspronkelijke vorm Windesheim is afgeleid. Evenals Windo of Windu is Haarke of Harko een naam van oud-germaanse oorsprong, welke in de provincie Groningen aanleiding gaf tot de vorming van een plaatsnaam Harkstede, hetgeen eertijds moet zijn geweest Haarkes stede (d.w.z. de hofstede van Haarke).
Zou het nu van teveel fantasie getuigen, te komen tot de voorzichtige veronderstelling, dat in overoude tijden ten zuiden van Swol (= Zwolle) een aanzienlijke man, genaamd Haarke zal hebben geleefd, wiens naam zou voortleven in de buurtschappen Harkulo of Herkulo (= loo of bos van Haarke) en tevens in de buurtschapsnaam Herxen, dat dan zijn woonplaats oftewel “heim” zou zijn geweest. Als dit is geweest in het begin onzer jaartelling of aan het begin der Middeleeuwen zal hij zijn woning hebben gehad op een der zgn. IJsselduinen, Noordberg, Zuidberg of op de hoogte, waar later het aanzienlijke huis Herxen of Hogerbeecke zou staan.
Immers toen de IJssel nog niet binnen de perken werd gehouden door de robuuste bandijken, welke wij nu kennen, overstroomde zij bij hoge waterstand het aangrenzende gebied en vormde dan een machtige stroom over de breedte van de hoger gelegen zandgronden onder Heino tot aan Wapenveld en Heerde. Deze landen waren dan ook onbewoonbaar, behalve op natuurlijke of opgeworpen hoogten, zoals wij die nu ook nog vinden ter plaatse van Windesheim en Hoog-Zuthem.
En dat de IJssel hoge standen kon bereiken, bewees wel de overstroming van 1825, toen in het huis op de Zuidberg het water 12 cm hoog stond. Trouwens ook de watersnoden van 1744, 1754 en 1784 logen er niet om (zie “De Wijhenaar” van 4 september 1964). Helaas beschikken wij wat dit aangaat over weinig lokale gegevens uit nog oudere tijden. De Romeinse schrijvers Plinius en Tacitus schrijven vol bewondering over de strijd tegen het water, die de bewoners uit deze streken reeds bij het begin der jaartelling voerden.
Zo zullen ook in de IJsselstreek de spaarzame boerenhoeven moeilijk bereikbaar zijn geweest, omringd als zij waren door het drassige af en toe overstroomde broekland. Daarvan legt ook de bodem nog getuigenis af. Op enkele meters diepte vinden we tussen de blauwe klei de resten van riet en rivierschelpen, zoals b.v. bij het graven van een diepe put voor het plaatsen van de septictank naast de nieuwe woning van het hoofd der school.
Tot het einde der 14e eeuw zwijgen de schriftelijke bronnen over Herxen in alle talen. De mij oudst bekende vermelding van de buurtschap is te vinden in het Judiciaal van de bisschop van Utrecht, Floris van Wevelichoven, thans berustend op het Rijksarchief te Utrecht. Deze aantekening dateert van 1384 “des sonnendaags na mathei” (25 september) en heeft betrekking op een kwestie tussen twee personen Werner Jordanus en een zekere Bronchorst.
Plaatselijk belang zou in 1984 dus het 600-jarig bestaan kunnen gaan vieren (overigens nog even wachten met de voorbereidingen, wellicht vindt ik in de tussentijd nog een oudere vermelding).
Uit die zelfde tijd (2e helft 14e eeuw) dateren de vondsten, welke in 1966 werden gedaan op het erf van de gebroeders De Groot. De J.G.N. Renaud van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek gaf daarvan toen het volgende verslag:
“Het betreft hier het huisraad van een bewoninkje, waarschijnlijk uitgevoerd in vakwerkbouw, dat gestaan zou kunnen hebben op een stenen voeting en gesitueerd was aan de binnenzijde van de IJsseldijk. Uit de afmetingen van enkele gevonden bakstenen en de aard van het schervenmaterieel kan men met zekerheid concluderen, dat het om een bewoning gaat uit de tweede helft van de veertiende eeuw. Het schervenmateriaal is homogeen en strekt zich uit over een periode van 60 jaar. Onder de blauwgrijze fragmenten van het Siegmund-aardewerk, dat in deze streken werd geïmporteerd, komt ook een stuk voor van een vuurklok, die ’s nachts boven het haardvuur werd geplaatst om brand te voorkomen. Ook werd enig “rood” aardewerk van kookpotjes e.d. gevonden en uit het materiaal valt af te leiden dat de behuizing slechts korte tijd is bewoond geweest. Enige beenderen van kip en konijn wijzen ook op menselijke consumptie. De scherven werden voornamelijk gevonden in zgn. slootgrond; waaruit men mag afleiden dat de woning, als gebruikelijk door een sloot was omgeven, waarin men waarschijnlijk het niet meer bruikbare vaatwerk deponeerde.”
De vondsten werden gedaan in de wal van een put die werd opgegraven vanwege het waterschap “Salland” om te dienen tot tijdelijke waterberging bij het opspuiten van zand ter verbreding en verhoging van het dijklichaam.
In de archelogische afdeling van het Overijssels museum van Zwolle zijn nog twee aarden oorkruiken, een cobakannetje en een trechterbeker te zien, welke bij die gelegenheid tevoorschijn kwamen.
In 1949 publiceerde de toenmalige rijksarchivaris Mr. A. Haga aardige bijzonderheden over de marke Herxen. Men moet namelijk weten, dat vroeger vele gronden gemeenschappelijk eigendom waren van de markegenoten. Deze gronden (wel aangeduid als ‘almende’) waren verdeeld in waardelen of onderdelen, welke, naar men wel aanneemt, oorspronkelijk door loting van gebruiker wisselden. De markgenoten konden keuren (willekeuren) maken betreffende het gebruik dezer gemeenschappelijke gronden, het houden der vergaderingen en de rechtspleging. De marken hadden namelijk ook eigen rechtspraak en rechtsmacht. Als iemand zich niet goedschikts aan de rechtsmacht onderwierp, b.v. een hem door de markerichter opgelegde boete niet wilde betalen, moest men zijn toevlucht wel tot het scholtengericht nemen, dat in het hoofddorp zetelde. Vooral ten gevolge van de Markenwet van 1886, die bepaalde dat wanneer maar één enkele markegenoot dat verlangde, de hele mark moest worden verdeeld, kwam een spoedig einde aan deze vorm van gemeenschappelijk grondbezit. Wanneer de Herxer meente is verdeeld is mij onbekend.
Oorspronkelijk strekte deze marke zich ver oostwaards in de broeklanden uit en grensde daar aan de marke van Heino. In deze marke hadden ook andere marken nl. die van Heino en Zuthem gebruiksrechten. Dit werd de oorzaak dat deze broeklanden oostelijk van de oude Soestwetering, die voor enkele jaren geheel is gekanaliseerd, later onder een afzonderlijk bestuur zijn gekomen onder de naam van Lierderbroek (vermoedelijk 1476).
De markerichter van Herxen werd gekozen. Van het markearchief is praktisch niets bewaard gebleven (wanneer iemand in de buurtschap nog stukken van de marke in zijn bezit heeft, zou ik dat graag vernemen; een kaartje aan drukkerij Schippers is voldoende). In 1936 ontving het rijksarchief in Overijssel van de vroegere burgermeester van Wijhe, Mr. Schimmelpennick, enige opslagen met losse stukken van deze marke uit de 18e en 19e eeuw. De oudste willekeuren of weten van de marke Herxen zijn ons slechts van oude afschriften bekend en dateren van 1444. Men leest daarin b.v.:
“Elck man die scaepe vynt op zyn landt, mach hy scutten, dat scaep een half butken.”
Dus een ieder die op zijn waardeel een schaap aantreft, dat hem niet behoort, mag bij teruggave van de eigenaar een half “butken” (= oud geldstuk) vorderen. Voorts leest men in deze wetten:
“Wat beest een ygelick affsterfft, dat sie pert, koe, runder, off vercken sall hy graven op ten selvem dach diep genoch, by 1 pont tot behoeff der geswaeren.”
Ieder die dus een kadaver niet op de eerste dag en dan nog wel diep genoeg begraaft, zal daarvoor als boete een pond (= geldstuk) storten in de kas van de marke.
Volgens diens leenregister (deel D,88) beleende David van Bourgondië, bisschop van Utrecht, die naast de geestelijke ook de wereldlijke heerschappij voerde in Salland, Reynolt ten Bussche na de dood van zijn vader Herman met de grove en smalle tienden over enkele hoeven in Herxen. Het tiendrecht was van kerkelijke oorsprong. Reeds in het Oude Testament wordt gesproken van tienden van veldvruchten en van de jongen van de beesten, welke aan de priesters werden geschonken, of geofferd aan Jahweh, het Opperwezen (b.v. Lev. 27 : 30: “Ook is alle tiende van ’t land, van het zaad des lands, van de vrucht van het geboomte, van den Here: het is den Here heilig”). Men onderscheidde smalle (van tuinvruchten), grove (van koren) en krijtende (van jonge dieren) tienden. De bisschop had natuurlijk het recht deze van hem toekomende inkomsten tijdelijk af te staan, daardoor het recht op tegenprestatie (b.v. steun met manschappen in de oorlog) verkrijgend.
Genoemde Ten Bussche moet dan ook een aanzienlijk man zijn geweest. Aan de gelukkige omstandigheid, dat de erven in de akte van belening met name worden genoemd, danken wij interessante gegevens. Zo lagen dan in de buurtschap Herxen in 1458 o.a. de Beteker hoeve, de Obbergerhoeve, de Arends ter Weden hoeve, de Noertberger hoeve en de Wilden hoeve. Slechts de naam Noertberger hoeve kan ik plaatsen; deze moet ongetwijfeld gelegen hebben op de plaats van de boerderij, thans bewoond door de heer W.G. Roetert Steenbruggen en diens vader. Naar ik meen leest men zelfs in de gevel van de huidige (19e eeuwse) boerderij nog de naam “Noordberger hoeve”. Over dit erve “Noertberge” is aan het einde der Middeleeuwen nog al wat te doen geweest. Dat blijkt o.a. uit het register Diversorum van de bisschop van Utrecht, waarin als wereldlijk heer over Salland op 23 januari 1460 (“des woensdages voir conversionis sancti pauli”) recht sprak in de zaak tussen het Fraterhuis te Zwolle en Derick Wiferdinck te Deventer, welke elkaar het eigendomsrecht over de genoemde oever betwistten. Op het rechtsgeding beweerde Wiferdinck de boerenplaats geerfd te hebben van Derck van Herxen, die deze bij zijn leven in zijn bezit had gehad. De verweerde (namens het klerkenhuis) beweerde op zijn beurt in het bezit ervan bevestigd te zijn door bisschop Frederik van Blankenham en Rudolf van Diepholt. Voorts, dat deze goederen eerst horig waren, maar door de Utrechts bisschop vrij en edelverklaard en aan de heer Dirk van Herxen waren gegeven tegen een jaarlijkse pacht van 15 fr. schilden en dat deze “Noertberge” kort daarna voor de zaligheid van zijn ziel had gegeven zonder enig voorbehoud tot fundatie van het fraterhuis van Zwolle, hetwelk dit reeds meer dan vijftig jaar in het bezit had. David deed daarna uitspraak ten gunste van het fraterhuis.
Natuurlijk kon de bisschop als leenheer behalve de tienden ook de landerijen in leen geven. Zo blijkt uit het leenregistervan bisschop David van Bourgondië, dat deze op 20 februari 1467 Otto Zuywe met een gedeelte van het goed Luttike Wellingborg in de buurtschap Herxen beleende. Waar het te zoeken? Het grensde aan de “Groote Wellingberg” en strekte aan de ene zijde tot “Veliken graven of gracht”.
Het eerder besproken verleende recht op de tienden, rustend op verschillende hoeven te Herxen, bleef geruime tijd aan de familie Ten Bussche of Ten Bossche. Aan de hand van de achtereenvolgende beleningen kan men zelfs een fragment-stamlijst van de familie opstellen, welke vier generaties beslaat, nl: Herman ten Bussche (sterft c. 1458) Reynolt ten Bussche (sterft c. 1478) Geerbert ten Bussche (sterft c. 1504) Herman ten Bussche (leeft nog in 1525)
Het “Huys tot Herxen ofte Hoogerbeeke olim (d.w.z. oudtijds genoemd Lambertsgoet ofte Brabdehoffstede int Carspel van Wye in de Buyrschap Herxen” was leenroerig aan het klooster Essen (bij Diepenveen). In het archief van de ambtman over deze kloostergoederen vinden we onder bovenstaand hoofd alle beleningen van dat goed met de namen van de leenmannen. Het blijkt, dat het in 1582 in leen was bij Johanna Margareta Van Hackfort. In 1610 was Johan Borchard van Westerholt de leenman, terwijl het leen in 1641 in handen kwam van de Vasn Haersoltes. Blijkens hetzelfde leenregister ging het goed op 11 december van dat jaar over aan Anthoni van Haersolte, kolonel en luitenant-stadhouder in Overijssel. In 1670 staat het op naam van zijn broer Rutger. Deze is in 1718 gestorven, want dan wordt zijn vrouw “douairiere” genoemd. Omstreeks die tijd (1720) gaat het goed over aan Baron Rudolf Augustus van Croseck. In 1777 staat het huis op naam van de familie De Braauw.
Bij de hervorming kwamen de geestelijke goederen in Overijssel aan de provincie en werden deze beheerd door een ambtman; dat zal de verklaring zijn voor het feit, dat in 1602 en 1603 vergaderingen van Ridderschap en Steden op Herxen plaats vonden. Omstreeks 1810 moet het huis gesloopt zijn. Op de plaats, waar ’t gestaan heeft (ca 250 m. noordelijk van de Bremmelerstraat, aan de westzijde van de Soestwetering) kan men nu nog de resten van de gracht ontwaren, recht tegenover de oprijlaan naar de Meenhorst. In de vorige eeuw werd door vele Zwollenaars van de in de nabijheid daarvan staande (in 1790 gebouwde) herberg als een uitspanning veel gebruikt gemaakt. Naar men wil stopte hier ook de postkoets van Zwolle op Deventer. Al lange jaren is echter de landbouw het enige middel van bestaan van de bewoners van deze boerderij bij de Herxer Brug, vroeger ver in de omtrek bekend door het ooievaarsnest, dat het dak sierde. Vanaf 1916 werd het huis bewoond door de familie Schilder; nu wordt het bewoond door de schoonzoon Jan Aalberts met zijn gezin.
Vanouds (besluit Ridderschap en Steden van 27 april 1662) berusste het recht van collatie (i.v.m. de beroeping van predikanten) bij de zeven vanouds riddermatige havezathen in het schoutambt Wijhe. Dat recht was overdraagbaar; zo werd de stem rustend op Herxen, bij akte gepasseerd voor het scholtengericht van Wijhe op 30 juni 1809, aangekocht door de graaf Van Dedem van den Gelder. Ook dit feit wijst erop, dat toen het huis moet zijn gesloopt.
Een enkel woord nog over de aan de IJssel gelegen uiterwaarden “De Herxer Weerd”. In het gemeentearchief van Zwolle berust nog een registertje (1465-1548) van verpachting dezer waarden, gehouden door de procurator van het fraterhuis (inv. nr. 980).
Reeds in resoluties van 1608 wordt gesproken over een “tichelweert” hetgeen er op wijst, dat reeds toen aldaar stenen werden gebakken. In de 18e eeuw had de familie Dwars hier een paar steenovens. Op een kaart (begin 19e eeuw), berustend in de Collectie Hingman op het Algemeen Rijksarchief te Den Haag zijn duidelijk drie gebouwen te onderscheiden met het bijschrift “Herksche Steenove”. Het huis over de dijk, vroeger bewoond door de familie Van Voorst en later door de familie Massé te Zwolle als weekendhuis in gebruik genomen, is een overblijfsel van dat complex. Volgens een doopboek van Windesheim, bijgehouden door de toenmalige koster en schoolmeester Jacob Westerhof, was in 1802 Dwars senior overleden; een doopinschrijving luidt nl. aldus:
“1802 den 3 Juny gebooren en den 13 dato gedoopt Rensziena Wilmyna, dogter van Albartus Lyklama a Nyholt en Albarta Alida Dwars, Ehelieden. Getuige Geertruid, weduwe Dwars allen op ’t Tigchelwerk Buurschap Harksen”.
Aan deze episode uit de Herxerse geschiedenis herinnert nog slechts de naam Tichelstraat (door sommige instanties nog steeds volgens de spelling Van Siegenbeek foutief met dubbel ‘g’ gespeld; straatnamen zijn n.l. aan spellingswijzigingen onderhevig). Tot voor enkele jaren vormde de Tichelstraat de grens tussen de kerkelijke gemeenten Wijhe en Windesheim. (Door een correctie werd de zgn. Achterhoek door de Hervormde gemeente Wijhe aan Windesheim afgestaan). Ook vormt dezelfde straat de grens tussen de buurtschappen Wijnvoorden en Herxen. De huizen staande onder Wijnvoorden dragen huisnummers aanvangende met de letter H en die onder Herxen met de letter G. De oude school draagt dan ook het nummer H 40, terwijl het nieuwe gebouw wel G 19a zal gedoopt worden, bij gebrek aan vacante nummers. Het nieuwe schoolhuis nam het nummer over van het afgebroken spoorwachtershuis, dat jarenlang aan de overweg stond. Vroeger kon men in Herxen ook instappen in de lokaalspoortrein Zwolle – Deventer. Pas in 1964 werd de tot dan geheel onbeveiligde overweg – nadat een dodelijk ongeval had plaatsgevonden – beveiligd met een automatische knipperlichtinstallatie.
Klachten over de wegen waren er in Herxen ook al voor de oprichting van de vereniging “Plaatselijk Belang” in 1953. In het gemeentearchief van Wijhe berust tenminste een opgave der kosten ter verbetering van de wegen in de buurtschap Herxen van 13 mei 1823. Een brief van 12 mei 1838 handelt over de verbetering van “de voetpaden” van Herxen naar Lierderholthuis.
En nu iets over het onderwijs in Herxen. Het is bekend, dat door tussenkomst van de ijverige missionaris P. van Vilsteren in 1630 de vrouwe van Westenholte, wonende op het huis Herxen, tot het Rooms-katholieke geloof terugkeerde. Ook het huis te Herxen werd een toevluchtsoord voor de “mispapen”. De jezuieten hielden ook daar in het geheim vergaderingen en nodigden ook de omwonende landslieden uit om aan een godsdienstoefening deel te nemen. Zo kwam twee-, driemaal in het jaar pater Cathuijs te Herxen en Wijhe, en zag dan een vijftigtal gelovigen om zich verzameld. Al deze gegevens zijn te lezen in het “Breve Chronicon Missionariorum S.J. in agro Transisalania”. Ook Pater Isembaert, dragend de schuilnaam van Andreas van Balen of Kelderman (omstreeks 1570 te Brugge geboren en dus reeds op leeftijd) trotseerde weer en wind en trok tot Vollenhove toe, terwijl hij zijn rustkwartier op het huis Herxen had. Uit deze feiten blijkt, hoe welgezind de vrouwe van Westerholte de oude religie was. Daaruit is dan ook verklaarbaar, dat op het huis Herxen kinderen uit de omtrek, naar bepaald schrijvers melden, onderwijs konden ontvangen (natuurlijk met de bijbedoeling hen iets meer te geven dan alleen lezen schrijven). Later werd er een stokje voor gestoken.
In 1724 hield een zekere Anthonius Hendrikus Veenen te Herxen school aan de Kromme Dijk. Dit is ons bekend doordat hij in dat jaar mee solliciteerde naar de vacante onderwijzersplaats in Windesheim. Hij bracht het daarbij niet verder dan tot nummer drie op de voordracht, welke vier schoolmeesters vermeldde. Deze Kromme Dijk meen ik te moeten zoeken achter de huizen van brandstoffenhandelaar Veluwenkamp en Huizendveld; op een topografische kaart is deze naam nl. op die plaats afgedrukt. Terloops vermeld ik nog, dat dat ergens in de buurt vroeger ook het huisje van de Windesheimds diaconie moet hebben gestaan, dat van 1881 to circa 1914 bewoond werd door de familie Renshof. In die tijd was de timmerkunst van timmerman Renshof spreekwoordelijk. De hoogste lof die een vader zijn handige zoon, die zich met timmeren en “prutsen” verdienstelijk had gemaakt, kon toevoegen was “Jong, ie kunt timmern as Renshof”. Nu echter weer terug naar de Herxense “tempel der wijsheid”. Zoekend in de eerste helft der 19e eeuw, geen gegevens, welke wijzen op het bestaan van een school in Herxen. Het is echter geenszins uitgesloten, dat deze bij een grondiger onderzoek wel te vinden zijn. Zoeken in het gemeentearchief van Wijhe is namelijk zeer moeilijk, doordat in de huidige archiefbewaarplaats op de zolder van het gemeentehuis zeer moeilijk werken is. Het is dan ook te hopen, dat Wijhe spoedig een nieuw gemeentehuis zal hebben. Met een kwitantie van 1865 wordt een tipje van de sluier, die over de 19e eeuwse geschiedenis van de buurtschap ligt, opgetild. Blijkens deze kwitantie werd in dat jaar aan de weduwe W. van den Nulft f. 10,– betaald voor kamerhuur etc. tot het houden van een vergelijkend examen voor de vacante onderwijsplaats te Herxen. Uit de kerkvoogdijrekeningen van de Hervormde gemeente Wijhe valt af te leiden, dat deze plaats door overlijden vacant was geworden.
De kerkvoogdij betaalde nl. aan de erven van hoofdonderwijzer D.J. Valk te Herxen f. 18,75 uit voor ’t geven van bijbels onderwijs tot 1 oktober 1865. Volgens een lidmatenregister van die kerkelijke gemeente was Dirk Jan Valk in 1862 uit Zwolle overgekomen. Hij heeft dus slechts korte tijd te Herxen mogen werken. Zekere Herman van Keulen was in die jaren schoolschoonmaker. De kwitanties voor daarvoor ontvangen vergoedingen zijn nog aanwezig. De brandstoffenleverantie had in 1865 G.M. Kreiken, die daarvoor over de periode 14 oktober – 31 december f. 11,50 beurde.
Bij brief van 5 december 1866 berichtte de districtsschoolopziener het gemeentebestuur, dat de speelplaats te Herxen “geheel ongeschikt en gevaarlijk” was. Het schrijven wordt “voor notificatie aangenomen”. Waar toch werd in die tijd school gehouden? Wel, volgens een hoogbejaarde dame, die mij in 1963 bezocht en als eerste-klassertje in 1881 de verhuizing naar het toen nieuwe schoolgebouw meemaakte in het pand, dat nu in gebruik is als filiaal van de fa. Gebr. Meester.
Bij het vergelijkend examen bleek meester W. de Lange de hoogste ogen gegooid te hebben. Eind 1865 / begin 1866 begon hij zijn werkzaamheden. Hij was de man, die de verhuizing naar het nieuwe schoolgebouw meemaakte.
Bij besluit van de Raad der gemeente Wijhe van 14 mei 1881, nr. 312 werd 7 are grond aangekocht van de onderwijzer W. de Lange c.s., van diens boomgaards of weiland. Meester zal dus tevens boer zijn geweest en zijn vrije tijd in de beoefening van de veeteelt te nutte hebben gemaakt. Zulks was in vroeger dagen helemaal geen uitzondering. Men heeft mij wel verteld, dat meester woonde in het huis, waar nu Marten Peppelenbos woont (tegenover Eikelboom).
Volgens het gedrukte bestek (bijlage bij ingek. stuk nr. 211 van 1881) was de school met twee lokalen bestemd voor plm. 72 leerlingen. Op het dak zou een leuk bouwseltje verrijzen, waarin een schoolbel een plaats zou vinden. De ingang zou zich aan de westzijde bevinden. (Bij een verbouwing in het begin dezer eeuw werd een derde leslokaal bijgebouwd.
De kosten werden als volgt begroot:
schoolgebouw met onderwijzerswoning f. 7.434,–
ameublement, kachels, banken, enz. f. 520,–
kosten van tekening, opzicht, registratie en druklonen f. 796,–
Totaal f. 8750,–
De laagste inschrijver op het werk was een zekere G.J. Averdijk, aan wie het werk gegund werd voor f. 9.996,–.
Na meester De Lange (gestorven aan zgn. tyfeuze koortsen) bewoonden o.a. nog de gezinnen van de onderwijzers Van Heerde en Walthuis de schoolwoning, tot we van 1924 tot 1929 de naam van meester Van Esterik ontmoeten. Naar ik meen vertrok hij naar Indië en werd opgevolgd door de in Herxen nog steeds zeer geziene meester P.G. Peet, welke thans in Wijhe woont. Zijn opvolger was de heer J.A. Woelders, reeds voor de oorlog hoofd der school te Wechterholt. Hij kwam in 1953 naar Herxen en bleef daar tot zijn pensionering per 1 april 1963; thans woont hij te Heerde. Hem komt de eer toe de initiatiefnemer te zijn geweest tot oprichting van een vereniging voor Plaatselijk Belang te Herxen. Deze organisatie bracht in de loop der jaren veel verbeteringen tot stand. Alle onderwijzeressen te noemen zou niet mogelijk zijn. Een uitzondering moet echter gemaakt worden voor Mej. Eckhardt, die te Herxen generaties schoolkinderen opleidde. Zij heeft aan geen andere school dan die te Herxen gestaan, en wel van 1906 tot ongeveer 1954, als ik me de jaartallen goed herinner. Hoe dan ook meer dan 40 jaren gaf deze onderwijzeres haar beste krachten aan de Herxer school. De schrijver van dit artikel stond te Herxen van 1963 tot eind 1967 en was de eerste bewoner van het in 1964 nieuwgebouwde schoolhuis en daarmede tevens het laatste hoofd der school, dat met zijn gezin de oude schoolwoning bewoonde. Hij is bijzonder verheugd, dat nu eindelijk in Herxen voor het openbaar lager onderwijs een plezierige en doelmatige schoolruimte is geschapen en wenst zijn opvolger, de heer H.M. Mulder, de onderwijzeres mevr. M.A.T. Staal-Van Rees en de leerlingen van harte geluk bij de ingebruikneming ervan. De aktieve oudercommissie mag zich gelukkig prijzen dat haar streven met succes is bekroond.
Niet onvermeld mag blijven het vele werk achter de schermen, dat daartoe door de verenigingen “Volksonderwijs” en de “Vereniging van Christenonderwijs aan de Overheidsscholen” is verzet o.a. bij contacten met de departementele instanties te Den Haag.
Moge voor het openbaar onderwijs in Herxen nog een rijke toekomst zijn weggelegd.
Aankomende activiteiten